We staan vroeg op. Gehaast eten we wat boterhammen. Ik ben nog wat slaperig, want ik kwam gisteravond moeilijk in slaap. Het was warm op de bovenste verdieping van het drievoudige stapelbed, net onder de dakbalken, waar ik gelukkig niet meer zo vaak mijn hoofd aan stoot. Het dakraam was vanwege het licht en de muggen afgesloten geweest met een groen stoffen gordijn met een elastiek er omheen, zodat er weinig ventilatie was.
Snel pakken we onze hengels, mijn vader en ik. Hij heeft zijn grote zee-hengel bij zich, ik de oranje hengel met Shakespeare-molen die ik bij de singel thuis gevonden heb. Alles gaat in de kruiwagen: hengels, viskoffers, een klein rood plastic emmertje met hengsel met wormen erin, een paar boterhammen . Deze keer hebben we een paar witte boterhammen erbij. Ze zeggen dat ze dan beter bijten.
Het is nog schemerig, er is bijna niemand wakker. De bosgrond dampt een beetje, ik ruik de vertrouwde geur van de sparren, de teerlucht van het huisje van De H., de waterige lucht, vermengd met die van het riool bij de Pompenbrink. Ik zie een konijntje wegspringen in de bosrand. We lopen verder, het pad komt uit bij de Vijver. Een fijne mist ligt op het water. Hier en daar kringen van vissen. Een paar eenden zwemmen weg. In de verte hoor ik het geluid van smakkende monden…. Karpers! Snel pakken we onze hengels, maken we het tuig in orde, er gaat een stuk brood aan de grote haak… “drijvende korst”. Ik gooi in bij een klein bosje, mijn vader iets verderop bij de waterlelies. Vol spanning kijk ik naar de drijvende korst. Kleine visjes happen er naar.
Een paar minuten gebeurt er niet veel. De korst drijft langzaam naar de kant. Ik haal mijn hengel op, maar de korst valt eraf. Dan maar een nieuwe eraan. Ik gooi opnieuw in. Ik kijk zijwaarts, naar mijn vader. Hij is alleen op de korst aan zijn hengel geconcentreerd. Opeens hoor ik een slokkend geluid!
Nog geen meter er vandaan hapt een karper naar het stuk brood dat zojuist van mijn haak is gevallen. Pech!