Ik heb geen zin in opdracht iets te schrijven!
Ik wil geen woord van dit gedicht verzinnen.
Ik wil zo heel dicht bij mezelf nu blijven –
gedichten zijn gedachten hier van binnen.
En waarom zou ik leugenloon gaan innen?
Ik liet me door het volk tot waanzin drijven.
Laat anderen de wol der woorden spinnen –
want later zal slechts ’t ware woord beklijven.
Hoewel… voor ’n beetje roem wil ik wel rijmen.
Ik dien de sceptici graag van repliek
En tracht de scherven weer aaneen te lijmen.
Ik toon mijn achtertong aan het publiek,
hoewel dit met mijn eer niet is te rijmen –
want wat ik voel is “vrouw” maar niet publiek.