Je houdt het album in de warmte van je hand, de hele tijd,
Want foto’s zijn de scherven van je leven,
Want foto’s zijn een kleurig mozaïek van het verleden.
Blader terug in tijd en ruimte,
Zie jezelf als jong –
Je bent een kind nog maar.
En wie van al die mensen om je heen
Heeft je begrepen?
Nu, zie je broer, je zus,
En zie je ouders – en ze leven nog.
Zie jezelf als pasgeboren, hulpeloos
In armen van liefde en pijn.
Kijk verder terug, je vader en je moeder
Zijn nog jong. Zwart-wit, een bruidsboeket,
De bloemen zonder kleuren. Hij draagt
Een zwarte hoed, een witte jurk voor haar.
Twee gouden ringen, verzegeling van hun verbond.
Hoeveel liefde hadden zij te geven?
Hoeveel daarvan heb jij gekregen –
En wat heb je vergeten?
Kijk verder terug – je vader en je moeder
Zelf nog kinderen. Je ziet ze aan de hand
Van “pa en moe”. Ze lachen
Naar het vogeltje, vol verwachting.
En hoeveel van hun dromen zijn ze nu vergeten?
Zien zij in jou zich verder leven?
En blader weer vooruit, je ziet jezelf als kind
En ouder, steeds ouder – en ben je nu volwassen,
Volgroeid als een boom, je wortels in het verleden,
Je takken omhoog reikend in de lucht, de toekomst in?
Dit hier is je heden.
Je houdt het album in je hand, de hele tijd.
© Hans Gaasenbeek